Werkstuk Manuele Therapie

 Veronique Danneels – Eveline Dupont – Dorien Goris – Fenna Peeters – Edwina Lambert

Oefenprogramma : Stabiliteitstraining voor posturale instabiliteit

Om een goede lumbosacrale functionele stabiliteit te hebben, dienen de vier pijlers t.t.z. de mechanische specificaties, de neuromusculaire specificaties, de neuromusculaire coördinatie en de houdingscontrole in evenwicht te zijn. Daarom onderzoeken we eerst of er lumbosacrale instabiliteit is door volgende tests uit te voeren.

  1. We laten de patiënt een ventraalflexie en een lateroflexie uitvoeren om eventuele deviaties en de ‘kwaliteit van bewegen’ (coördinatie) vast te stellen. Gaat de beweging soepel of eerder in ‘ schokjes’? Is er uitwijking naar een bepaalde zijde?
  2. We voeren een rebound-test L5-S1 uit. Pijnlijk of Niet?
  3. We laten de patiënt actief vanuit ruglig de benen strekken (10° – 30°) en geven een plotse tegendruk. Is dit pijnlijk en waar precies?
  • Wanneer deze drie tests positief zijn spreken we van een lumbosacrale instabiliteit.

We gaan steeds na of er articulaire functiestoornissen aanwezig zijn, zoals hypomobiliteit, hypermobiliteit, pijnlijke gewrichten of gestoorde bewegingen. Is dit het geval dan gaan we eerst deze articulaire functiestoornissen behandelen, want je kan geen neuromusculaire coördinatie aanleren, wanneer er nog een pijnprikkel aanwezig is want deze geeft een inhibitie.

Nadien gaan we na of er myogene functiestoornissen zijn zoals verminderde spierkracht en verkorte spieren. Verkorte spieren verlengen we. Deze stretchoefeningen kunnen we nadien inbouwen in de stabiliteitstraining. Bij verminderde spierkracht trachten we de verzwakte spier te trainen aan 60 % van 1RM en zo verder op te bouwen in het programma en eventueel spiersprains trachten te ontspannen of verminderen van de spanning door ontspannende spiertechnieken toe te passen.

Eveneens gaan we een slechte lichaamshouding oplossen onder andere met behulp van feedback van een spiegel. Dit doen we in de verschillende uitgangshoudingen zoals stand, zit, handenknieënstand en ruglig.

Vervolgens starten we met de onderstaande stabiliteitstraining.

  1. We leren eerst de patiënt aan wat lordoseren, delordoseren en neutrale houding is vanuit de verschillende uitgangshouding oplopend volgens de graad van mogelijkheid en moeilijkheid t.t.z. vanuit ruglig – handenknieënstand – zit – naar de rand van de behandeltafel – stand. We kunnen tijdens het aanleren van deze oefeningen een proprioceptieve tape plaatsen op de lumbale wervelkolom. In de eerste fase is het zeker aan te raden om visuele feedback te geven met behulp van een spiegel .In een latere fase kunnen houdingengeoefend worden met gesloten ogen. Als de patiënt notie heeft van zijn verschillende houdingen(hol-bol-neutraal) kunnen we naar de volgende stap gaan: leren aanspannen van het lokale, stabiliserende spiersysteem.
  2. Vanuit ruglig met beide benen opgetrokken en beide voeten op de tafel gesteund, kunnen we de patiënt bewust leren aanspannen van de bekkenbodemspieren, M. Transversus Abdominis en de Mm. Multifidi . Voor feedback en een nauwkeurig uitvoering is het aangewezen gebruik te maken van een Stabilizer. Dit kunnen we opbouwend laten uitvoeren van 5 sec naar 10 sec tot 15 sec, tot 3 series van 10 herhalingen telkens met 1 min pauze tussen de series.. Nadien kunnen we dit vanuit verschillende uitgangshoudingen laten uitvoeren t.t.z. handenknieënstand – zit – stand
  3. Wanneer de patiënt een goede controle heeft over de ‘stabilisatiespieren’, kunnen we globale bewegingen vragen van de bovenste en/of onderste ledematen of zelfs van de romp zonder dat de contractie van het lokale systeem verloren gaat. Bv. Arm optillen – Been uitstrekken…
  4. We kunnen ook gebruik maken van de ademhaling. In een apneu expir voeren we een stabilisatie uit. Dan laten we de patiënt een beweging uitvoeren van het globaal systeem (bv. Arm optillen), nadien ontspannen we het globaal systeem (bv. Arm terug neerleggen naast zich) en daarna pas ontspannen we het lokaal systeem (Stabilisatie loslaten). Vanaf nu ademt de patiënt terug in en worden de stappen herhaald.
  5. In de beginfase worden deze ‘globale bewegingen’ langzaam uitgevoerd en nadien sneller en explosiever, alsook uni dimensioneel en later 3 dimensioneel.
  6. Nadien kunnen we gebruik maken van oefenmateriaal t.t.z. Airex matje, zitbal, Bosu-bal, X-co trainer,Staby …
  7. Om de patiënt te ondersteunen in zijn thuisprogramma, is een proprioceptieve tape (lumbaal) zeker aangewezen. Zo voelt de patiënt of hij zich in zijn neutrale houding bevindt. Deze goede uitgangshouding is nodig om de rug zo weinig mogelijk te belasten tijdens de oefeningen.
  8. Op het musculaire niveau zullen we de verkorte spieren rekken of stretchen tijdens het aanspannen van het lokaal systeem.
  9. Neuromusculaire coördinatie door co-contracties van de multifidi, de M Transversus Abdominus en de bekkenbodemspieren.