Viscerale fascia therapie: de behandeling van organen.

Een Manueel Fascia Therapeut, behandelt spieren, gewrichten, fascia, ligamenten, … maar ook organen! Dat lijkt op het eerste gezicht misschien wat raar. Bovendien horen we vaak dat mensen zich afvragen wat we dan precies doen met die organen? Wat kunnen we met onze technieken doen voor een orgaan en wat niet? We geven graag een woordje uitleg!

Anatomie in een notendop

Onze buik bestaat uit organen, spieren, bloedvaten, zenuwen, lymfevaten en vooral veel bindweefsel (fascia) . Alle structuren zitten mooi verpakt en werken perfect tezamen, zonder dat we ons daar bewust van zijn.  Zo klopt ons hart honderden keren per dag, gaat onze ademhaling automatisch, ontgiften de nieren en lever ons lichaam de hele dag door en zorgen onze darmen met hun 8 meter lengte voor een ingewikkeld verteringsproces. Alles wordt perfect geregeld en afgestemd op elkaar door ons autonoom zenuwstelsel (OS-PS).

Belangrijk om weten is dat onze organen niet zomaar “rondzweven” in onze buikholte. Ze zijn verbonden met alle omliggende structuren. Zo is de lever voor het grootste stuk vergroeid met het middenrif en ligt de nier tegen één van de grootste spieren in je buik. Alle organen en eigenlijk alle structuren liggen verpakt in bindweefsel of ‘fascia’. Onder invloed van beweging (ademhaling) en beweging van de spieren, bewegen alle organen tov elkaar en de omliggende structuur dagelijks vele centimeters op en neer, links en rechts.

Elk orgaan wordt apart door kleine zenuwaftakkingen bezenuwd. Deze aftakkingen komen van grotere zenuwen vanuit de nek, het heiligbeen en de gehele rug.

Meer nog! Elk orgaan heeft zijn eigen specifieke wervels/niveaus in de rug van waaruit het wordt aangestuurd. Als een orgaan een probleem heeft, stuurt het een signaal terug via de zenuw naar de nek of rug. Dit signaal kan de spier en het gewrichtje op die plaats in de wervelkolom onder extra spanning zetten. Hierdoor kan pijn in de rug of nek ontstaan als gevolg van een klacht vanuit de buik of borstkas. Uiteraard is niet elke rug/nekpijn hiervan afkomstig, maar het kan!

Wat kan er fout gaan?

De bewegingsvrijheid of mobiliteit van een zone rond een orgaan kan verstoord geraken. Iets wat bv. vaak voorkomt, is een verstoring van de lever-beweging, waardoor ademhalingsklachten en pijn tussen de schouderbladen mogelijk is.

Hoe ontstaan bewegingsverliezen van organen?

– Voedingsfactoren (alcohol, koffie, medicatiegebruik, suiker…)

– Operaties en littekens

– Verklevingen na infecties in de buikholte (bv. een gesprongen appendicitis)

– Genetische (erfelijke) oorzaken

– Post-traumatische oorzaken (val op het staartbeen, …)

Let op, we hebben het hier dus niet over ziektes maar wel over stoornissen in de beweging van een orgaan! Een maagzweer, een leververvetting, een darmpoliep,… behoren niet tot deze categorie en kunnen niet door fascia-therapie geholpen worden!

Wat kan een fasciatherapeut doen voor een orgaan?

Door op het orgaan te duwen, kan een fasciatherapeut voelen of het stug, elastisch of congestief (‘gezwollen’) aanvoelt. Ook de zone rond het orgaan kan getest worden op mobiliteit/beweging.

Een functionele verkleving die bijvoorbeeld veel voorkomt, is een mobiliteitsverlies tussen de lever en het middenrif. Door zacht de middenrif-spier te rekken, de ligamenten van de lever los te maken en de vliezen rond de lever terug te versoepelen, kan de lever terug tov het middenrif glijden. En een vrij orgaan kan zijn functie beter uitoefenen.

Dus een fasciatherapeut werkt eerder niet op het orgaan zelf, maar op de structuren errond. We maken de glijvlakken rond de organen vrij, we stimuleren de doorbloeding naar het orgaan en zorgen voor een goede afvoer via het lymfesysteem. Ook de bezenuwing van het orgaan gaan we bekijken vanuit de nek en de rug en andere belangrijke knooppunten in de buik.

De technieken die we hiervoor gebruiken zijn zacht, lokaal of meer vanop een afstand (bv uit de rug). Ook zal een fasciatherapeut steeds proberen een paar eenvoudige adviezen mee te geven naar voeding, watergebruik, leefgewoonten en beweging.

Een goede communicatie is van het grootste belang

Een correcte communicatie naar patiënt en naar de arts toe is van het grootste belang.

Als men de patiënt vertelt dat de lever verstoord is en dat we die behandeld hebben. Als dit verder naar de arts wordt gecommuniceerd, kan die eventueel een bijkomend onderzoek laten verrichten: bloedonderzoek, echo, … maar grote kans dat dit negatief is. We hebben geen zieke lever behandeld, maar de bewegelijkheid van de lever hersteld. Een gekende interpretatiefout, maar heel begrijpbaar.

Vandaar het belang om de patiënt correct te informeren. Hoe beter iedereen geïnformeerd is en hoe beter onze communicatie is, hoe minder misverstanden en hoe beter fasciatherapie begrepen zal worden.

Eén van de peilers waar ons beroep op gebaseerd is, is dat we functionele problemen behandelen en geen ‘ziektes’ of structurele problemen. Functioneel betekent dat we verlies aan mobiliteit herstellen door manuele technieken. Ziektebeelden zoals kanker, aids, ontstekingen… zijn structurele ziektes waar fasciatherapie niets aan kan veranderen!

Als je ooit zou horen dat een fasciatherapeut manueel therapeut dat beweert, zit je aan het foute adres. Anderzijds kan je wel iemand met een pathologie behandelen, zoals vb mensen met kanker. Dan behandel je die niet voor de kanker, maar wel voor onder andere rugpijn, hoofdpijn waar we met succes iets aan kunnen doen.

Kortom, als fasciatherapeut kunnen we we de bewegings- en glijvlakken van de meeste organen in de buikholte, borstholte en bekken behandelen. Alles met als doel de mobiliteit te herstellen waardoor de doorbloeding en zenuwgeleiding wordt verbeterd en het orgaan optimaler zal werken!